VITAMINE E, niet alleen "bevruchtingsvitamine".
Datum: 14-12-2007
Bron: Jos van Himbergen
1. Inleiding.
Tijdens mijn voordracht van het papegaaien-symposium op 26 april 1986 in Diergaarde Blijdorp is wederom gebleken dat het vitamine E bij de liefhebber alleen maar bekend staat als "bevruchtingsvitamine".
Ook wanneer in vogelbladen over dit onderwerp wordt geschreven, spreekt men enkel van dit vitamine in verband met de bevruchting. De aandacht voor vitamine E beperkt zich dan ook hoofdzakelijk tot de broed- en kweekperiode. Daar echter het vitamine E een veel omvangrijkere functie in de vogelvoeding heeft, namelijk als een biologische anti-oxydant, verdient het ook buiten deze periode onze aandacht. Hiermee hebben we niet gezegd, dat de vitamine E behoefte tijdens rui- en rusttijd gelijk is aan de broed- en kweekperiode. Verschillende aspecten, zoals samenstelling van de voeding, de bereiding en opslag van het voedsel zijn hiervoor mede bepalend.

Tijdens mijn voordracht heb ik hier al op gewezen, zij het in het kort. "Papegaai-achtigen die eenzijdig worden gevoerd of een eetgewoonte hebben opgebouwd van vetrijke voedermiddelen (zonnepitten, pinda's) of zachtvoeders opnemen met een laag eiwitgehalte en waar extra vetten aan zijn toegevoegd (dus met een te hoge energiewaarde) zullen hiervan over een langere periode de nadelige gevolgen van ondervinden".

Ook andere vogelsoorten kunnen door een verkeerde voeding of door het niet goed bereiden of bewaren van het voedsel in conditie achteruitgaan, doordat er onvoldoende vitamine E in de voeding aanwezig is of door een onjuiste bewaarmethode het vitamine zijn werkzaamheid voor het grootste deel heeft verloren, vóórdat het door de vogel is opgenomen.

Door de veelzijdige functie van het vitamine E als een natuurlijke anti-oxydant zijn de gebreksverschijnselen ervan niet altijd direct te onderkennen. Het gebrek kan reeds een langere periode sluimerend aanwezig zijn zonder dat het uiterlijk waarneembaar is. De gevolgen kunen echter zeer ingrijpend zijn.

Reden voor mij om hier uitgebreid op in te gaan, omdat in de praktijk hieruit veel meer problemen voortkomen dan wordt onderkend. We zullen hierbij enkele aspecten over de rol van het vitamine E in het vogellichaam behandelen en de wegen aangeven om een tekort in de voeding te voorkomen.

 

2. Vitamine E als "bevruchtingsvitamine".

De meest bekende functie van het vitamine E is de instandhouding van het voortplantingsvermogen van zowel man- als popvogel. Om deze reden wordt het in de liefhebberij ook wel als "bevruchtingsvitamine" betiteld. In verband met de vruchtbaarheid is de functie van vitamine E tweeledig. Op de eerste plaats zorgt vitamine E als een natuurlijke anti-oxydant, dat het vitamine A in het vogellichaam zijn werkzaamheid blijft behouden. (Op deze anti-oxydatieve eigenschap van het vitamine E komen we in paragraaf 3 nog uitgebreid terug).

Het is namelijk vitamine A in het vogellichaam dat zorgt voor de bouw en het onderhoud van alle slijmvliescellen; dus van de ogen, in de bek, de luchtwegen , het spijsverteringskanaal en de geboortewegen.

Op de tweede plaats zorgt vitamine E voor een goed functioneren van hersenen en zenuwstelsel. Wanneer een manvogel een pop ziet (en omgekeerd) moet via hersenen en zenuwstelsel een goede prikkeloverdracht plaatsvinden. Hierdoor wordt een ingewikkeld hormonaal proces van broedrijp worden op gang gebracht, mits er ook aan de volgende voorwaarden is voldaan:

1. Tijd.

Een vogel leeft in een steeds terugkerende cyclus van rust-, kweek- en ruiperiode. Tijdens kweek- en ruitijd worden veel inspanningen van de vogel gevraagd; de jongen worden grootgebracht en tijdens de rui worden in een kort tijdsbestek nieuwe veren gevormd. Dit is alleen maar mogelijk door een zeer intensieve stofwisseling tijdens kweek en rui, waarbij ook de lichaamsreserves worden aangesproken. De vogel verlangt daarom een periode waarin hij/zij deze reserves weer kan aanvullen en oude cellen kan vervangen door nieuwe. Hiervoor staat een zekere tijd; de rustperiode. In augustus stoppen met de kweek en in januari van dezelfde vogels weer jongen verlangen, is te veel gevraagd.

Ook met te jonge vogels kweken geeft aanleiding tot mislukkingen. Men dient zich rekenschap te geven van de geslachtsrijpe leeftijd van de verschillende vogelsoorten. Is deze bij kanaries al bij ongeveer 1 jaar bereikt, bij de grote parkietachtigen kan deze afhankelijk van de soort 2 jaar of langer zijn.

2. Licht en temperatuur.

Het proces van broedrijp worden in de natuur is mede een gevolg van een geleidelijke toename van licht en temperatuur. Het geforceerd toepassen van kunstmatige belichting en warmte leidt tot minder goede resultaten. Gaan we kunstmatig de dag verlengen dan doen we dit bij voorkeur in de ochtend met hooguit een half uur in de week. Een maximum daglengte van 14-15 uur per dag tijdens de kweek is ruim voldoende. Ook een gelijkmatige temperatuurtoename zonder grote temperatuurschommelingen tussen dag en nacht bij de vroege kweek is van belang.

3. Voeding.

Niet alleen vitamine E in de voeding is van belang voor een goede bevruchting en kweekresultaat, ook andere voedingsstoffen zoals hoogwaardig eiwit, vetten, koolhydraten, vitaminen, massa- en sporenelementen moeten aan het ei worden doorgegeven. Pas dan kan het zich ontwikkelen tot een levensvatbaar jong.

 

Met het bovenstaande wil ik aangeven dat het broedrijp worden van vogels niet alleen kan worden bewerkstelligd door het kopen van een flesje vitamine E zoals soms nog wordt gedacht.

Wanneer aan één of meerdere voorwaarden (tijd, licht, temperatuur en voeding) geen of onvoldoende aandacht is geschonken, zal men rekening moeten houden met mislukkingen. De voeding met het vitamine E als bestanddeel hiervan is slechts één van de voorwaarden die nodig zijn voor een succesvolle kweek. Zonder afbreuk te doen aan het belang van vitamine E bij de bevruchting mogen we hier geen misverstand over laten bestaan. Vogels broedrijp maken met enkel het extra verstrekken van vitamine E wordt in de praktijk door de liefhebber dan ook dikwijls een verkeerde (overdreven) uitleg gegeven.

 

3. Vitamine E als natuurlijke anti-oxydant in de voeding.

Tot nu toe hebben we uitsluitend het belang van vitamine E voor de bevruchting besproken. We hebben geconstateerd dat we niet alleen extra aandacht aan de vitamine E-voorziening moeten schenken.

Terzijde is ook een zeer belangrijke functie van het vitamine E ter sprake gekomen, namelijk die van een natuurlijke anti-oxydant. Bij dit gegeven zullen we wat langer stil blijven staan, temeer omdat hieraan in het verleden onvoldoende aandacht is besteed en problemen uit de praktijk een meer uitgebreide bespreking van dit vitamine rechtvaardigt.

Door een ongewenste reactie van zuurstof met oliën en vetten, die een bestanddeel vormen van de dagelijkse voeding kan bederf optreden. We spreken dan van een oxydatieve afbraak van vetten en oliën. Factoren zoals licht, warmte en zware metalen (ijzer, koper en mangaan) bevorderen deze ongewenste reactie. Doordat het aantal reactieve verbindingen (vrije radicalen) onder invloed van bovenstaande factoren in de loop van de tijd sterk toeneemt, spreken we van een kettingreactie. Deze resulteert uiteindelijk in een talkachtige en/of ranzige geur of smaak.

Schematisch weergegeven kunnen we dit als volgt voorstellen:

 

                                      licht, warmte

vet of olie + zuurstof     _____________      vrije radicalen + ranzige geur of smaak

 

                                      zware metalen

 

Hebben we ons van het bovenstaande een voorstelling kunnen maken dan komen we nu op de functie van een anti-oxydant in de voeding. Een anti-oxydant  voorkomt namelijk dat vetbederf optreedt door met de zeer reactieve verbinding (vrije radicaal) een meer stabiele verbinding te vormen. Er ontstaat dus geen kettingreactie, die tot bederf leidt. Schematisch weergegeven:

                                              

vrije radicaal + anti-oxydant _____________stabiele verbinding

 

Is er een stabiele verbinding ontstaan dan heeft de anti-oxydant  zijn werk gedaan en heeft hiermee ook zijn werkzaamheid verloren.

Vitamine E is een voorbeeld van een natuurlijke anti-oxydant , d.w.z. het komt van nature in de grondstof voor. Door deze anti-oxydatieve eigenschap kan het vitamine E-gehalte van de grondstof afnemen. Aan fabrieksmatig bereide voedermiddelen voor vogels wordt naast het vitamine E vaak ook een synthetische anti-oxydant  (zoals ethoxyquin of BHT) toegevoegd.

Deze synthetische anti-oxydant neemt grotendeels de taak van het vitamine E in het voedsel over, zodat het vitamine E zijn anti-oxydatieve eigenschap blijft behouden.

 

4. Vitamine E als natuurlijke anti-oxydant  in het vogellichaam.

Niet alleen in de voeding als zodanig is het vitamine E als anti-oxydant van belang. Ook in het vogellichaam, wanneer het met de voeding is opgenomen, vervult vitamine E een belangrijke rol als anti-oxydant in de lichaamscellen. In deze cellen is vitamine E ten nauwste betrokken bij het stabiliseren van met name onverzadigde vetzuren (bestanddeel van vet of olie) door de vorming van schadelijke producten (vrije radicalen) te remmen. De laatste tien jaren worden als gevolg van de vergrijzing van de bevolking in de meeste Westerse landen en de daaruit voortvloeiende ziekten miljoenen euro´s besteed aan het onderzoek van het verouderingsproces van cellen, ook wel celslijtage genoemd. Tot op heden is men tot het inzicht gekomen, dat enerzijds het ontstaan van schadelijke nevenproducten (vrije radicalen) in de cel die bij de normale stofwisselingsprocessen ontstaan en anderzijds het vermogen van de cel om de opeenhoping van deze schadelijke stoffen te voorkomen, bepalend zijn voor het feit of een cel zijn functie over een langere periode kan handhaven.

 

Naast enkele enzymen MAAKT HET VITAMINE E ALS ANTI-OXYDANT DEEL UIT VAN HET BIOCHEMISCH AFWEERSYSTEEM VAN DE CEL, zodat deze zijn functie over een langere periode kan handhaven.

 

Het onderzoek naar het verouderingsproces richt zich steeds meer naar het functioneren van hersenen en zenuwen en de veranderingen die in bepaalde delen hiervan optreden.

Bij vogels kan in dit verband het afweermechanisme van de cel worden beïnvloed wanneer:

a. Vogels gedurende langere tijd geen of onvoldoende vitamine E via de voeding opnemen;

b. Vogels een verkeerd samengestelde voeding krijgen;

c. Vogels een eenzijdig (vetrijke) voeding opnemen;

d. Vogels ranzig voedsel opnemen, waardoor een vitamine E tekort ontstaat.

 

Bij de gebreksverschijnselen die ten gevolge van een vitamine E tekort optreden, lijken ook veranderingen in hersenen en zenuwen een belangrijke plaats in te nemen.. Deze gebreksverschijnselen zijn:

1. Het voortplantingsvermogen van de vogels vermindert. Dit aspect hebben we al in paragraaf 2 besproken.

2. Een zenuwstoornis, welke in een minder vergevorderd stadium herkenbaar is aan de ongeregelde bewegingen en evenwichtsstoornissen. Daarna treedt een algehele zwakte op en de ongecoördineerde bewegingen met kop en poten nemen toe. Hierdoor wordt de opname van eten en drinken sterk belemmerd en de vogels verliezen snel aan gewicht. Dit leidt tot volledige uitputting en tenslotte de dood.

Een gebreksverschijnsel van een vitamine E-tekort dat juist een geheel ander celweefsel treft, is:

3. Spierdystrofie. Dit treedt op bij jonge vogels wanneer naast een vitamine E-tekort er ook een gebrek is aan zwavelhoudende aminozuren (eiwitbouwstenen). Deze ziekte tast vooral borst- en dijspieren aan, waardoor de vogel verzwakt. Bij sectie worden tussen de gezonde vezels lichtgekleurde (gedegenereerde) vezels in het spierweefsel aangetroffen. Een specifieke vorm van spierdystrofie is de degeneratie van de spiermaag.

 

5. Voorkomen is beter dan genezen.

Bij de genoemde gebreksziekten staat het vitamine E centraal. We zullen de voeding aan een andere beschouwing onderwerpen, zodat de liefhebber in de toekomst zoveel mogelijk risico's van een vitamine E-tekort kan uitsluiten.

 

A. Vogels nemen gedurende langere tijd geen of onvoldoende vitamine E via de voeding op.

Vitamine E komt in een achttal vormen in de natuur voor. De activiteit van deze natuurlijke vormen verschilt echter zeer veel. De meest actieve vorm is het zogenaamde alpha-tocopherol. Omdat de activiteit en de aanwezigheid van de overige zeven vormen in de natuur veel minder zijn, wordt in de voeding dan ook altijd uitgegaan van het gehalte aan alphatocopherol en niet het totale vitamine E-gehalte.

Daar het natuurlijke vitamine E-gehalte van grondstoffen, zaden, granen en fruit, groenvoeders etc. nooit een constant gegeven is - denk maar aan seizoensinvloeden, bewaarmethode en de eventuele bewerkingen die ze ondergaan - mag dit nooit een uitgangspunt zijn voor de dekking van de vitamine E-behoefte bij kweekvogels.

Zaadetende vogels die bestemd zijn voor de kweek en enkel leven op een rantsoen van zaden en/of groenvoer, fruit, nemen onvoldoende vitamine op voor een gezond vogelleven.

Wordt naast de zaden een volledig eivoer volgens voorschrift verstrekt in kweek-, rui- en rusttijd, dan wordt het gehele jaar door op een verantwoorde wijze aan de vitamine E-behoefte van vogels tegemoet gekomen.

 

B. Vogels nemen door een verkeerd samengestelde voeding onvoldoende dierlijk eiwit en te veel vet op, waardoor een vitamine E-tekort in het vogellichaam kan ontstaan.

Vooral in de kweekperiode kan dit verstrekkende gevolgen hebben. De jongen krijgen voedsel toegediend, dat onvoldoende dierlijk eiwit bevat. Juist in dit dierlijke eiwit zijn bepaalde noodzakelijke aminozuren (methionine en cysteine) in meerdere mate aanwezig dan in plantaardige eiwitten. Deze zorgen voor een goede spierontwikkeling van borst, dij, skelet en maag bij de jongen samen met het vitamine E.

Doordat de jongen via zulk een voedsel naast onvoldoende dierlijk eiwit ook nog een hoog vetgehalte opnemen kan een vitamine E-tekort ontstaan.

Als gevolg hiervan groeien de jongen slecht en kunnen afwijkingen ontstaan zoals onder punt 3, paragraaf (spierdystrofie) is vermeld.

Een zeer specifieke vorm van spierdystrofie bij jonge vogels is het slecht ontwikkelen van de spiermaag. Zachtvoeders met een laag eiwitgehalte (dus met onvoldoende dierlijk eiwit) en een hoog vetgehalte, doordat er extra vetten aan zijn toegevoegd, kunnen hieraan ten grondslag liggen.

 

C. Niet alleen door een verkeerd samengestelde voeding, doch ook door een eenzijdige (vetrijke) voedselopname wordt te veel vet door de vogel opgenomen, waardoor een vitamine E-tekort kan ontstaan.

De eenzijdige voedselopname is het gevolg van de voorkeur voor bepaalde zaadsoorten waardoor de vogel een eetgewoonte opbouwt. In dit verband is er geen sprekender voorbeeld uit de praktijk dan de voeding van papegaai-achtigen.

Doordat de liefhebber steeds maar volle bakken met zaad geeft, heeft de papegaai de keuzemogelijkheid, die uiteindelijk tot gevolg heeft dat de vogel alleen vetrijke zaden opneemt. Zonnepitten, pinda´s, cedernoten en hennep hebben de voorkeur. Wannneer de voerbak voortijdig wordt bijgevuld, zal de voorkeur voor bepaalde zaadsoorten zich omzetten in een eetgewoonte. De liefhebber leeft in de veronderstelling dat zijn vogels alleen maar zonnepitten lusten, zonder zich af te vragen hoe het zo ver heeft kunnen komen. Papegaai-achtigen nemen wel degelijke fijnere en minder vetrijke zaden op als in gecontroleerde hoeveelheden wordt gevoerd.

Het al of niet gecontroleerd voeren bij papegaai-achtigen heeft grote gevolgen voor wat betreft de eiwit- en vetopname door de vogel. Met onderstaande tabel kunnen we een en ander verduidelijken:

 

_____________________________________________________________________________________

 

samenstelling                            zonnepitten      zonnepitten      zaadmengeling

                                                  niet ontdopt      ontdopt             samenstelling van Himbergen

 

_____________________________________________________________________________________

 

ruw eiwit   (%)                           14,9                   27,7                13,6

ruw vet      (%)                           29,8                  45,2                 15,9

vocht         (%)                             7,8                    6,6                 10

 

energiewaarde (kcal/kg)           4085                  5840               3600

 

_____________________________________________________________________________________

 

 

Procentuele samenstelling (ruw eiwit, ruw vet, vocht) en energiewaarde (kcal/kg) van zonnepitten (niet ontdopt en ontdopt) en een zaadmengeling code 8 voor papegaaien en kaketoes.

 

In de eerste kolom zien we eenzijdige voeding met zonnepitten hetgeen in de praktijk nog te veel voorkomt als gevolg van de eetgewoonte die papegaai-achtigen in de loop van de tijd kunnen opbouwen. De vogel neemt niet alleen een eenzijdig eiwit op, maar ook een te hoog vetgehalte (29,8%). Houden we hierbij in het oog dat de zonnepit eerst van de schil wordt ontdaan dan zien we het werkelijk opgenomen vetgehalte. Een dagrantsoen met ruim 45% vet (zie kolom 2).

In de derde kolom is een zaadmengeling weergegeven die niet alleen uit zonnepitten bestaat, maar ook uit fijnere zaden en granen. Worden de vogels met deze mengeling in gecontroleerde hoeveelheden gevoerd dan nemen zij een gevarieerder eiwit en voldoende vet op (15,9%).

Het gecontroleerd voeren is hierbij natuurlijk wel een voorwaarde. Pas dan zullen de opgegeven gehaltes worden benaderd en laat het verschil in energiewaarde van de voeding zich blijken.

Als gevolg van een verkeerd samengestelde voeding of door een eenzijdige voedselopname worden vogels te vet. Zulke vogels zijn minder geschikt als kweekvogel, omdat het surplus aan vet dat op de buik wordt afgezet de geboortewegen en de organen kan hinderen.

 

D. Het verstrekken van ranzig voedsel.

Het verstrekken van ranzig voedsel aan vogels voor een korte dan wel langere periode komt in de liefhebberij vaker voor dan tot op heden wordt onderkend. Geschiedt dit slechts incidenteel dan zijn de gevolgen hiervan dikwijls niet eens herkenbaar. Verstrekken we echter met regelmaat en gedurende langere tijd ranzig voedsel dan zijn de gevolgen genoemd onder punt 2, paragraaf 4 (zenuwstoornis) duidelijk herkenbaar.

Daarom moeten we nu de mogelijke oorzaken opsporen, zodat de liefhebber hiermee in de toekomst rekening kan houden.

Nemen we allereerst de gekiemde zaden.

Sommige vogelsoorten zijn verzot op gekiemde zaden of eisen dit als bestanddeel van hun dagrantsoen. Het kiemen van zaden en van vetrijke zaden zoals raapzaad en negerzaad met een vetgehalte van ruim 42% in het bijzonder, houdt ook zekere risico's in wanneer dit niet goed gebeurt. Voor het kiemen van zaden is zuurstof, warmte en vocht nodig. Deze omstandigheden zijn ook bevorderlijk voor het bederf van het vet dat in deze zaden aanwezig is. Worden nu zaden voor een week inééns gekiemd, dan is het ranzig worden van deze zaden (naast riscio voor schimmelgroei) niet ondenkbaar. Zonder dat de liefhebber zich hiervan bewust is, doet hij beetje bij beetje afbreuk aan de conditie van zijn vogels.

Het is daarom verstandiger om iedere dag over vers gekiemde zaden te kunnen beschikken.

Producten zoals maïskiemolie, tarwekiemolie (bevatten vitamene E) en levertraan (bevat vitamine A en D) worden door de liefhebber nog al eens graag door de zaden of het zachtvoer gemengd. Meestal heeft hij zo'n aangebroken flesje nog in voorraad van het vorige jaar. In dit tijdsbestek is het zeer wel mogelijk dat de inhoud van het flesje (ondanks een toegevoegde anti-oxydant) in mindere of meerdere mate ranzig is geworden. Door dit nu te mengen door de zaden of het zachtvoer, verplicht de liefhebber zijn vogels de ranzige olie te laten opnemen. Immers zij hebben geen keuzemogelijkheid: of ranzig voedsel opnemen of sterven van de honger. Vogels kiezen voor het eerste, doch in het ergste geval toch met hetzelfde resultaat.

Wil de liefhebber zijn vogels extra vitaminen verstrekken dan kan hij even zo goed gebruik maken van de hiervoor bestemde vitaminen voor vogels. Voedermiddelen die veel vet bevatten (en met veel onverzadigde vetzuren) zijn meer vatbaar voor het-ranzig-worden. Zulks zien we bij zachtvoeders waar extra vetten aan zijn toegevoegd.

Voor de liefhebber geeft dit op het eerste gezicht een mooi en rullig aanzien van het product. Doordat echter elk deeltje door een vetlaagje is omhuld,  is het vetoppervlak zéér groot. De aanwezige zuurstof heeft alle gelegenheid om het vet af te breken tot een minder smakelijk voedsel, dat hierdoor ook slecht is voor de conditie van de vogel.

Het toevoegen van een synthetische anti-oxydant alleen is niet voldoende om de afbraak van vet te voorkomen. Ongunstige bewaaromstandigheden, waarvan hier de temperatuur de belangrijkste is, kunnen het product ongenietbaar maken. Daarom wordt aan zulke zachtvoeders vaak een of ander vruchtengeurtje toegevoegd om de mogelijke ranzige geur of smaak te onderdrukken.

 

6. Aanbevelingen voor de liefhebber.

Voor de vogelliefhebber zal het een en ander niet eenvoudig zijn geweest. Immers voeding is niet zijn vak, maar het heeft onherroepelijk met zijn hobby te maken. Daarom wil ik in het kort nog enkele praktische punten herhalen:

- Zaden elke dag vers kiemen geeft minder risico's voor vetbederf en schimmelgroei.

- Gebruik bij voorkeur geen producten die mogelijk na langdurige opslag ranzig zijn geworden (levertraan, tarwekiemolie), maar gebruik INDIEN NODIG de daarvoor bestemde vloeibare vitaminen voor vogels.

- Zachtvoeders met een laag eiwitgehalte en een hoog vetgehalte (door toegevoegde vetten) kunnen bij onjuiste bewaring gemakkelijk tot vetbederf overgaan. Bovendien bevatten zij onvoldoende dierlijk eiwit.

- Voedermiddelen (zaden, zachtvoer, groenvoer, etc.) in gecontroleerde hoeveelheden aan vogels in kweekkooien gehuisvest, verstrekken. Hierdoor wordt een eenzijdige voedselopname of eetgewoonte voorkomen.

 

Slot.

Tot hier heeft de lezer zich kunnen verdiepen in het hoe en waarom van verschillende aspecten die betrokken zijn bij het vitamine E in de vogelvoeding. Mijns inziens niet eens volledig, want er zijn nog diverse raakvlakken die ik omwille van de duidelijkheid onbesproken heb gelaten.

Daarnaast zijn er nog aspecten die nader onderzoek behoeven en waarvoor men nog geen sluitende verklaring kan geven. Wel hebben we kunnen constateren dat vitamine E meer behelst dan alleen maar een "bevruchtingsvitamine".

In dit opzicht is dit artikel niet alleen een aanzet voor de liefhebber om zijn voeding zo verantwoord mogelijk samen te stellen, doch ook voor de diergeneeskunde. Immers ook daar is men tot het inzicht gekomen dat ruim de helft van de ziektegevallen voor bijzondere dieren door bestaande tekorten in de voeding wordt gecompliceerd (Prof. Dr. P. Zwart, 16 sept. 1985).

 

Literatuur:

Basisdictaat, Inleiding in de levensmiddelenchemie, Landbouwhogeschool Wageningen, april 1974.

Dossier Vitamine E, Hoffmann-la Roche, Mijdrecht 1986.

Hennig, Mineralstoffe, Vitamine Ergotropika, VEB Deutscher Landwirtschaftsverlag Berlin 1972.

J. van Himbergen, Vogels die vragen worden overgeslagen, Steens BV Schiedam 1973.

Intermediair, Celslijtage en dementie, 17 januari 1986, 23-27.

deMan, J.M., Principles of food chemistry, the avi publishing company inc., Westport, Connecticut 1976.